Afbeelding
Wolter Termaat

Uniek ooggetuigenverslag van bevrijding van Putten

5 mei 2020 om 07:00 Historie 75 jaar Herdenken Putten

PUTTEN Wolter Termaat keek vorig jaar wat oude papieren na uit de nalatenschap van de vader van zijn vrouw. Daar kwam hij het verhaal tegen van overgrootvader Willem Arendsen (9 december 1875 - 28 maart 1957) over de bevrijding van Putten. Dit unieke ooggetuigenverslag is dankzij de transcriptie van Termaat nu voor het eerst te lezen. 

Willem Arendsen woonde aan de Dorpsstraat op nummer 102. Hij was weduwnaar sinds 1939 en woonde in bij zijn oudste zoon Rein. Rein Arendsen was getrouwd met Beertje Ruiter, zij hadden in de oorlog drie kinderen. Overgrootvader Willem Arendsen was onder andere handelaar in melkproducten. Achter het huis was een kantoor, waarin hij de boekhouding deed. Op boekhoudfolio’s beschreef hij hoe hij de dagen rond de bevrijding heeft beleefd. Dorpsstraat 102 ligt in het centrum van Putten bij de weg naar Nijkerk en aan de weg naar het station van Putten. Zodoende had Arendsen goed zicht op wat er aan deze kant van het dorp gebeurde.  

Willem Arendsen was een van de tien Puttenaren die door de Duitsers op de dodenlijst geplaatst waren in oktober 1944 en gefusilleerd zouden worden als de daders van de aanslag in 1944 zich niet bekendmaakten. Op boerderij ’t Polletje in Steenenkamer woonde een oom van Willem Arendsen, Hannes-oom genoemd. Tijdens de razzia in 1944 zaten Willem en zijn zoon Rein daar ondergedoken. 

In de oorlog heeft hij tweemaal zijn ervaringen op papier gezet, vanwege de grote indruk die de gebeurtenissen op hem maakten. De eerste keer als brief, gedateerd op 8 oktober 1944, aan zijn zoon die dominee was in Friesland, waarin hij vertelt over de razzia; de tweede keer als verslag over de bevrijding van Putten. 

Dit verslag van Willem Arendsen over de bevrijding heeft Wolter Termaat nu getranscribeerd. ,,Ik heb zijn stijl en schrijftrant zoveel mogelijk in tact gehouden. In sommige gevallen heb ik iets aangepast om de leesbaarheid te bevorderen.'' Het verslag werd nog niet eerder gepubliceerd:

Maandag 23 april ‘45

Een en ander over de veelbewogen week van maandag 16 april tot zaterdag 21 april

Jl. maandag 16 april was hier de gehele omgeving uiterst gespannen. Iedereen voelde dat er wat zou gaan gebeuren. De moffen trokken die hele dag met grote colonnes terug met allerlei gevorderde wagens en paarden van de boeren en ook fietsen in menigte. Men was niet veilig met een fiets op de weg en ook niet met een fiets in huis, die ze in hun terugtocht meenden nodig te hebben. Alles was van hun gading. Zelfs met hele kudden koeien, tot 200 stuks, kwamen ze mee door trekken om op hun rooftocht mee te voeren en zich op deze wijze van eten te voorzien. De gehele dag was het onophoudelijk terugtrekken met allerlei ontelbaar materiaal. ’s Avonds nam de vlucht nog grotere afmetingen aan toen wij hoorden dat de Canadezen reeds Apeldoorn veroverd hadden en in de richting Barneveld, Voorthuizen naderden. Laat in de avond ± half elf werd Putten onder vuur genomen en de eerste granaat kogels hoorden wij door de lucht suizen. Wij vlogen allen in de kelder incluis de kleine Aalt die in een oud wiegje in de kelder zijn nachtslaapje deed. Wij met ons zessen en de 2 evacués hebben een angstige nacht doorgebracht, doch gelukkig toen het ’s morgens om half zes dag werd, was er bij ons niets gebeurd. Hoewel bij ons in de buurt zeer veel, nl. het huis van bakker Jansen van de Ato - Voerman- Bijvanck. Van van Keulen- , van Schut(de Lindeboom), het huis waar tante Aartje woont en nog meer in die buurt. In een woord een ruïne. Ook waren 6 moffen gedood en hier en daar lag er een bij de straat. Met hier en daar vehikels van wagons en auto’s van de moffen. 

De volgende dag dinsdag 17 april raakte de spanning ten top toen ieder kon zien wat er de vorige nacht gebeurd was. En kon ieder zijn geluk en behoud aan God danken, ook zelfs nog de mensen wiens huis en goed in elkaar lag, dat ieder nog het leven had behouden. Ook tante Aartje kwam dinsdag naar ons toe vluchten, want die had met de buren huis en haard verlaten en waren zeer onverantwoordelijk tegen het granaatvuur in, in de nacht naar Huinen gevlucht. Het is hun boven wonder goed gelukt behouden in een boerderij aan te komen. Wij waren de ganse dag wel angstig, doch konden gelukkig kalm blijven. Intussen hadden wij die dag tijd de kelder van alle gemakken zoveel mogelijk te voorzien. Ook deze met een eiken paal te stutten en het keldergat uit te zagen naar buiten om alles zo veilig mogelijk uit te zitten voor de komend nacht, want die voorspelde niet veel goeds. Tante Aartje is een wispelturig zenuwpatiënt en zou ons bijna bewogen hebben naar ’t Polletje te vluchten. Doch bij goed nadenken meenden wij huis en goed niet te moeten verlaten. Want alleen God was machtig ons overal te bewaren, hetgeen ook gebeurd is. 

Hetgeen hier volgt over de nacht van dinsdag op woensdag.  ’s Avonds werd Putten weer onder vuur genomen en toen werd de vlucht van de moffen in een woord overweldigend. Schreeuwen en tieren als razenden. Ze lieten alles in de steek, hier een koppel koeien van 50 stuks, daar een wagen met brood. Verder nog koeien, paarden, fietsen en wat niet al. En tegen elf uur was de meeste herrie voorbij en was alles in de richting Amersfoort getrokken. Wij voelden ons toen al wel iets opgelucht, doch ’t granaatvuur ging nog door. En op ééns sloegen er twee granaten naast ons huis tegen de toppen van de bomen die eruit sloegen. De scherven vlogen om ons huis, 7 gaatjes in ons dak, voor op de slaapkamer de ruiten eruit, een spiegelruit van de voorkamer stuk, een scherf kwam op de W.C. terecht en vernielde de muur en deur een beetje. Ook weer de ramen uit ons hulpkantoor, doch daar bleef het bij. Wim van Jans was ook bij ons, die stond op zolder met dhr. Büller, onze evacué, en Rein en ik stonden in de keuken. Doch we schrokken allen zo geweldig zodat we in een ommezien weer in de kelder zaten. 

De eerste Canadese tank kwam in die nacht binnenrijden en werd door een angstige mof nog door een pantservuist tot staan gebracht, doch dit mocht niet baten. De Canadezen zetten vastberaden door. Het granaatvuur ging nadien meer in de richting van de Molenstraat en voorop de Garderenseweg, waar nog verschillende huizen in puin werden geschoten. Doch toen maandag 18 april de dag aanbrak waren de moffen meest weg en het beschieten hield op. Ieder was toen nog bevangen van angst en vrees, doch ’t grote ogenblik naderde met ’t kwartier. Om negen uur zagen we zowaar bij ons achter de molen, in een lichte stofnevel overal door de eng, de reuze ijzeren tank verschijnen. Inderdaad een bang en blij gezicht, doch in een ommezien toen de Canadezen zich goed georiënteerd hadden kwamen ze vanaf Bijstein en de Voorthuizerstraat Putten binnenrijden. De burgers en buitenlui jubelden van alle kanten de Canadezen toe. En de moffen die achtergebleven waren kwamen uit hoeken en gaten tevoorschijn, gooiden de wapens neer en draafden de Canadezen met de handen omhoog tegemoet. Dat was voorwaar een mooi gezicht, het mooiste gezicht dat in 5 jaar aanschouwd had. Wij waren gelukkig van de tiran verlost: wat was m’n dat een opluchting. 

‘s Middags tegen 1 uur hadden we reeds 4 Canadezen aan tafel die gezamenlijk met ons snijbonen met ham aten. De ganse dag was het een en al rumoer op straat, op en afgaande Canadezen die telkens weer troepjes moffen van 6 tot 20 stuks opbrachten. Tegen ons over bij Pothoven werden ze bij 20 en 30 stuks even opgeborgen en daarna door een overvalwagen weggehaald om op te bergen in kazernes of kampen. Iedereen stond verbaasd over het zware materiaal dat door onze straten rolde, alles van ’t beste ijzer en staal en ’t materiaal van de moffen leek daarbij wel van blik en papier te zijn. We kunnen ons nu voorstellen dat de oorlog 5 jaar moest duren van het ontelbare materiaal dat door de geallieerden is klaar gemaakt. Ook konden ze met benzine stoken en rijden zo ze maar wilden. Het ontbrak hun letterlijk aan niets. De Puttense jeugd kan zich vergasten op chocolade en sigaretten die voor de eerste kennismaking door de Canadezen werden uitgedeeld. 

Toen woensdagmiddag een en ander een beetje geregeld was kwam het ondergrondse leger voor de dag, die met een Hollandsche Commandant aan ’t hoofd de burgerij ging sorteren. Nl. eerst de NSB-ers ophalen, waaronder ook Jan Weitgraven en veel meer anderen die jelui toch niet kennen (hoewel het mij wel een beetje spijt van J. Weitgraven). Hij was ook geen N.S.B.-er, doch naar men zegt is hij wel eens te Pro Duits en heeft te veel over dezen en genen gepraat. Ook H. de Bruin en Joh. Pasman hebben een poos vastgezeten, omreden naar luidt geleverd en gewerkt voor de moffen. Doch na onderzoek was H. de Bruin met een halve dag weer los en Joh. Pasman met een paar uur. De beruchte meiden die met moffen op stap waren geweest hebben 24 uur vastgezeten en daarna in optocht door het dorp met een plakkaat op de borst “wij waren moffenmeiden”. Doch al die relletjes is nu weer wat aan ’t afzakken, wat mogelijk voor de goede orde ook wel beter is. 

Intussen kwam maandagmiddag hier iemand van de Ondergrondse die Rein en veel van zijn leeftijd zoals Hendrik Pothoven, Voerman, Piet de Bree enz. enz. aanstelden als ordebewaarder. En die moeten nu om beurten 2 x 3 uur per dag op wacht bij verschillende gebouwen van dienst en de orde bewaren op straat. Hoewel nu reeds alles ordelijk begint te verlopen zal dat dus niet zolang meer duren. Putten is het op heden ’t laatste dorp hier in de buurt dat nog in vlaggentooi is, want in Nijkerk is alles nog niet gezuiverd. En in Amersfoort zijn de gevechten op heden nog in vollen gang. Laten we hopen dat het daar ook snel voorbij mag gaan zonder te veel doden onder de burgerij, want in Nijkerk is ’t nog gaan spannen en waren er in totaal 36 doden onder de burgers. En volgens de berichten van gisteren was het in Bunschoten en Spakenburg gisteren ook nog steeds vechten. En er vallen dan helaas ook allicht wat burgers. Is het daarom geen groot wonder dat Putten bij de eigenlijke gevechten geen dode onder de burgers waren. Wel ’s woensdag door een ongeluk de vrouw van D. Bedijn en een winkelbediende van Albert Hein die geraakt werden door een paar kogels uit een mitrailleur om rede de omstanders wat drongen om chocolade en sigaretten. Dit is dus wel een gevolg dat niet door de beschieting zelf gekomen is, zo zijn er nog een paar gevallen. 

Doch geheel Putten kan dankbaar zijn dat niet meer mensenlevens zijn te betreuren. Want ook in Steenenkamer zaten nog  40 à 50 moffen die beloofden zich tegenover ’t gevaar van de burgers zich te zullen overgeven. Doch ’t laatste ogenblik begaat een laffe mof de fout en gooit een pantservuist voor een tank. Waarop de Canadezen vuur gaven en 5 boerderijen en nog een paar  andere huizen in puin schoten, waaronder ook de bekende Couvent. Helaas het is nu in Steenekamer een treurige aanblik. Zoo ook bij Hannes-oom, op ’t Polletje verscholen zich 6 moffen. Die werden door Hannes-oom gesmeekt om zich over te geven om behoud van zijn boerderij. Ze deden ’t echter niet. En de Canadezen gaven ook vuur en met een paar granaten schoten ze door zijn huis. 1 koe dood, 3 schapen en een stuk uit de muur van 6 vierkante meters. Daar bleef het bij, de moffen gaven zich toen over en de familie was zonder ongelukken gered. 

Thans na al die belevenissen schrijven wij heden maandag 23 april en staan de troepen nu voor Amersfoort om verder door te stoten naar onze grote steden zoals Hilversum, Bussum, Amsterdam, Haarlem, Leiden, Haag, Rotterdam en Dordrecht, dan rest nog Utrecht, Gouda en enkele steden in Noord-Holland. Geve God dat die mensen gauw bevrijd mogen zijn, want de nood is daar zeer, zeer hoog. Bijna geen eten en omringd door vuur en water. Laten wij daar allen nog bekommerd over zijn en hopen en bidden dat het goede voor hun uitkomst. Jl. vrijdagavond is hier in de grote kerk een korte voorlopige dankstond geweest waar als voorgangers optraden Ds. De Jager en Ds. Holland. Het was een ernstig en plechtig ogenblik. En sprak Ds. De Jager een enkel woord uit ps. 126 en Ds. Holland uit ps. 107. Ds. De Jager liet zingen uit ps. 66, vers 5 en 6 en Ds. Holland ps. 75 vers één en na ‘’t uitspreken van de zegen door Ds. Holland dat er liefde ons blijft enz. werd gezongen ’t Wilhelmus ‘t 1e vers en een vaste burg is onze God enz.

Heden lezen wij in de Courantjes de gevangenneming van 4 Popen, Blockzijl en meer van die snuiters. Hopelijk dat er nog veel meer volgen. En dat de moffen voorgoed in zullen zien dat hun strijd onherroepelijk is verloren.

Willem Arendsen (9 december 1875 - 28 maart 1957)
Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie
advertentie