Barensweeën op het Huinerkerkpad

22 december 2010 om 00:00 Achtergrond

In 1925 gaf Bessel van den Hazel, de grootvader van Elbert, een plaatselijke aannemer opdracht de boerderij aan de Knapzaksteeg te bouwen. De stenen van het huis werden destijds met paard en wagen gehaald aan zee, op Nulde. Daar was een kleine aanlegsteiger waar de schepen de stenen, maar ook bijvoorbeeld turf, aanvoerden.

Knapzaksteeg 17 in Huinen, buurtschap in het buitengebied van Putten. Het erf van de boerderij is, zoals ze dat in Putten plegen te zeggen, netjes an kant. Volgens Elbert van den Hazel (80), geboren en getogen aan de Knapzaksteeg, is het hier eigenlijk Huinerbroek, een eeuwenoud gebied. In 1832 nog woest en ledig, maar ach, wat maakt het uit, we kieken niet zo krek. Tekst en foto’s: Harry Hamstra

Toen de schoorsteen op het dak stond en daarmee het hoogste punt van de boerderij was bereikt werd met het lot bepaald wie van de kinderen het huis zou gaan bewonen. Wienik, de vader van Elbert, en zijn zus Gerritje moesten lootje trekken. Het lot was Wienik gunstig gezind. Gerritje bleef daardoor in het ouderlijk huis aan de overkant. Bij dat huis werd later een kamer aangebouwd. Grootvader Bessel en zijn vrouw sleten daar, in hun Huunense aanleunwoning, hun oude dag.

Het bleek vruchtbare grond daar in Huinen. Op 14 juli 1929 werd dat nog maar eens bevestigd door de geboorte van Elbert. De jongeling zag het levenslicht in de bedstee die als authentieke maar benepen slaapplaats voor twee personen nog steeds als herinnering aan dat heuglijke moment in de woonkamer van Elbert aanwezig is. ,,Nee”, lacht Elbert, ,,er wordt niet meer geslapen in de bedstee, dat is verleden tijd.” Achter de gelakte deuren van de vroegere slaapplaats bevindt zich nu een opbergkast.

De ochtend van de 14e juli 1929 ging Rengertje van de Hazel-Donkersgoed, anders dan op andere zondagen, alleen naar de Oude Kerk in Putten. Dit keer niet met de benenwagen, maar op de fiets. Haar man Wienik had de dag ervoor zware arbeid verricht en hij sloeg daarom de ochtenddienst over om op de kinderen te passen. Van kinderopvang had men in die tijd immers nog niet gehoord.

Wienik zou ’s avonds naar de kerk gaan en dan zou Rengertje thuisblijven. De dienst begon om half tien en het was vanaf de Knapzaksteeg nog best een behoorlijk stukje fietsen naar het centrum van het dorp.

Rengertje nam, zoals te doen gebruikelijk, de kortste weg naar de Oude Kerk: het Huinerkerkpad. Maar gelukkig liep of fietste men bijna nooit alleen, want de hele buurt gebruikte deze door de weilanden gebaande kerkenpaden als men ’s zondags of doordeweeks - op woensdagavond was er ook vaak een dienst - naar de kerk ging.

Rengertje zou die zondag de kerk niet bereiken. ,,Ik was bijna in de kerkbanken van de Oude Kerk of ergens op of langs het Huinerkerkpad geboren”, begint Elbert zijn verhaal. ,,Thuis was er nog niets aan de hand, maar halverwege het Huinerkerkpad kreeg mijn moeder last van hevige barensweeën. Toen is ze meteen rechtsomkeert gegaan en in allerijl naar huis gefietst. Dat was maar goed ook en niks te vroeg, want een paar uur later kwam ik op de wereld. In het dorp ging al snel het gerucht dat op de Knapzaksteeg, toen nog de Koeweg genaamd, een jongetje was geboren. Ze hadden mijn vader namelijk met het tasje van de vroedvrouw zien lopen. Niets bleef lang geheim in Putten, ook vroeger niet. Ach, er is nog weinig veranderd wat dat aangaat. Dat jongetje was ik, haha, Elbert, een zondagskind, zeg dat wel.”

Elbert zit inmiddels op zijn praatstoel: ,,Ik heb het trouwens eens uitgezocht, maar in Huinen werden in 1929 - vraag me niet hoe dat kan - bijna alleen maar jongens en nauwelijks meisjes geboren: Klaas van de Kamp, Gijs de Vries, Gerrit Grift, Klaas Mulderij, Henk Blom, Wienik van Steeg, Harmen Kieft, Tiemen Geurts, Jan van den Brink en nog wel een paar jongens van wie de namen me op dit moment niet zo gauw te binnen schieten. Maar het waren er heel wat, ongelooflijk eigenlijk hoe dat kan, een hele mannenkolonie.

Of dat de reden is dat ik vrijgezel ben gebleven?

Ik zou het niet weten...’’

Elbert weet zich te herinneren dat het Huinerkerkpad in die dagen langer was dan nu. ,,Het pad liep zeker tot aan de Hevelschutterweg en bij Wien van den Brink ging het zelfs stief bie huus heen. Ik zie de mensen nog zo lopen, op schoenen of klompen, zondagse kleren aan. Soms, als er iemand was overleden, waren ze helemaal in het zwart gekleed. Dan gingen ze de rouw in de kerk brengen.

Ik weet nog goed van een weduwvrouw uit Voorthuizen, toen haar man overleed was ze maar liefst drieënhalf jaar in de rouw. Ze zeiden vroeger dat drieënhalf jaar de tijd was om het verdriet te overbruggen, dus bleven ze al die tijd in de rouw.”

,,De mannen pruumden of rookten onderweg een sigaar. Via de kerkenpaden liepen ze recht toe recht aan naar de kerk. Soms was het zeker een paar uur lopen en dan werd de nood op het laatst wel eens hoog. Omdat in de kerk toen nog geen toiletten aanwezig waren gingen ze dan net voor aanvang van de dienst nog gauw effe uut de broek, juist ja, in het Poepesteegje.”

Terwijl het geurige aroma van koffie de kamer vult, laaft Elbert zich aan een bakkie leut. Hij lacht breeduit als hij terugdenkt aan het ongetwijfeld kolderieke tafereel dat hij als kleine jongen vaak genoeg in het Poepesteegje heeft gadegeslagen. Mannen en vrouwen die nog snel even hun hoge nood ledigden alvorens zich opgelucht onder het gehoor van de dominee te begeven.

,,Vroeger was er een kerkdienst om half tien ’s morgens en eentje om half drie ’s middags. Omdat het over de kerkenpaden vanaf de Oude Kerk naar de buurtschappen een heel eind lopen was bleven sommige mensen in die tussentijd in het dorp om zodoende op tijd te zijn voor de tweede dienst. Dan gingen ze tussendoor dikwijls bij familie op de koffie.

Ik weet nog dat mijn opa, Bessel van den Hazel, omdat het de moeite niet loonde heen en weer te lopen, meestal bij familie in Putten bleef. Dan gingen ze na het eten ook nog wel eens een eindje wandelen. Zo gebeurde het een keer dat ze de tijd niet goed in de gaten hadden gehouden. Ze waren zover het hoogt opgelopen dat ze moesten rennen om op tijd in de kerk te zijn. Haha, als lid van de kerkenraad kon opa het natuurlijk helemaal niet maken om niet op tijd in de kerk aanwezig te zijn.”

Elbert bezocht in zijn jeugd de Huinerschool. ,,Man, dat was wel een mooie tijd, natuurlijk heel anders dan hoe het er tegenwoordig op de scholen aan toegaat, maar ja, je wist niet beter.”

Elbert herinnert zich nog goed hoe hij zich als kleine jongen tussen de middag vergaapte aan de stoere soldaten die in 1939 hun bivak in de Huinerschool hadden opgeslagen. En ook de destijds in Voorthuizen woonachtige hoofdmeester Bouw heeft bij hem een onuitwisbare indruk achtergelaten. ,,Dat was een pester, een tiran, de rechercheur van de school noemden we hem.”

,,Omdat ik het boerenwerk in zou gaan, ging ik na de lagere school in 1943 voor vier jaar naar de landbouwschool in Nijkerk. Het was midden in de oorlog, dus een spannende tijd. In 1944 werd de school trouwens gesloten, pas in 1947 kreeg ik mijn diploma.” Elbert wijst naar het ingelijste diploma dat boven een antieke kast in de kamer hangt en leest vol trots de tekst voor: ,,Diploma, uitgereikt aan Elbert van den Hazel, geboren te Putten, de 14e juli 1929, als bewijs dat hij het onderwijs aan de Christelijke Lagere Landbouwschool te Nijkerk, getrouw en met zeer veel vrucht heeft gevolgd, 15 april 1947.”

De oorlogsjaren hebben ook bij Elbert trieste herinneringen nagelaten. Tijdens de oktoberrazzia in Putten was hij 15 jaar. ,,Dat vergeet je nooit meer. Mijn vader (Wienik) zat op zondagochtend 2 oktober 1944 in de Oude Kerk en toen Ds. Holland de mensen waarschuwde voor de mogelijkheid van een razzia is vader de kerk uitgegaan, de kerk uitgevlucht kun je wel zeggen. Op weg naar huis heeft hij bij Teunis de Graaf (de vader van oud-wethouder Evert de Graaf) nog een kop koffie gedronken en even later is hij op Huinen aan gegaan en gezond en wel thuis gekomen.”

,,Zelf ben ik op de dag van de razzia op het Huinerkerkpad met een aantal vrienden aangehouden door de Duitsers. We hebben drie kwartier met onze handen omhoog gestaan. Dat was beangstigend. Er maalden op dat moment allerlei verschrikkelijke gedachten door onze hoofden, geloof dat maar. Zouden we het overleven? Omdat we nog maar 15 jaar waren mochten mijn vrienden en ik doorfietsen. Willem van de Langemheen, die 20 jaar oud was, moest blijven staan van de moffen. Ik heb hem nooit meer teruggezien, maar herinner me nog heel goed de blik in zijn ogen, daar straalde doodsangst uit, ja, doodsangst, dat was het wis en waarachtig.”

Elbert neemt nog een slok koffie en staart een moment voor zich uit, in gedachten, peinzend...

In tachtig jaar tijd heeft Elbert van den Hazel heel wat beleefd en meegemaakt. Het is opvallend hoeveel hij zich nog moeiteloos weet te herinneren en hoe boeiend hij er over kan verhalen.

,,Nog even wat over de kerkenpaden. Het was eigenlijk een wirwar van kerkenpaden hier in Huinen. Voor de Puttenaren in het dorp kwam iedereen die vanaf Huinen naar het dorp liep over het Huinerkerkpad. Ze noemden al die paden voor het gemak maar het Huinerkerkpad, denk ik maar zo. Heel veel andere namen van oude kerkenpaden ken ik dan ook niet. Wel weet ik dat bij het uitgraven van een ligboxenstal, bij Henk Esveld aan de Beulekampersteeg, het profiel van een oud kerkenpad werd blootgelegd.”

Plotseling roert Elbert een ander onderwerp aan.

,,Zou iemand zich wel eens afgevraagd hebben waarom in de Donkeresteeg zoveel bochten zitten? Nou, dat zal ik dan vertellen. De hoge heren wilden vroeger niet hebben dat de wegen over hun land werden aangelegd, dus kwamen ze langs de randen van het land te liggen. Vandaar die bochten, haha.”

Het moest zo zijn……

Even later loopt vrijgezel Elbert op zijn rubberen klompschoentjes, pet op en met de karakteristieke boerenkleding die hij van jongs af aan draagt, op het erf van de boerderij waar hij al zijn hele leven met veel plezier en toewijding vertoeft.

Bij de koeienstal verraadt de blik op zijn doorleefde gelaat dat we hier te maken hebben met een Puttense boer in hart en ziel. Het boerenbestaan van Elbert werd de afgelopen tachtig jaar mede bepaald door zijn opleiding aan de Christelijke Lagere Landbouwschool te Nijkerk die hij getrouw en met zeer veel vrucht volgde, maar in hoofdzaak werd deze authentieke man, deze rasechte Puttenaar, die bijna op het Huinerkerkpad het levenslicht aanschouwde, boer in Huinen omdat dit erfelijk zo werd bepaald.

Het moest zo zijn, het kon niet anders en wat Elbert betreft is het goed zo……

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie