Afbeelding
Hans Krudde Fotografie
Column van Gerard van Eijden

Ter plaatse

17 november 2022 om 11:00 Overig

“Met de meldkamer van de politie Noordwest-Veluwe, met Jeanette.” “Goedemorgen, ehh goedenacht, met Van Eijden”. “Opperwachtmeester-officier Bouw heeft mij gevraagd u te verzoeken zich zo spoedig mogelijk ter plaatse te begeven bij een verkeersincident met een paard.” Ondanks het opvallende taalgebruik van de politie was de bedoeling van Jeanette helder. Ik moest mijn bed uit. En wel heel snel. Om mij ter plaatse te begeven.

De blauwe zwaailichten in het donker maakten al vanuit de verte duidelijk dat er iets lelijks aan de hand was. Midden op de weg stond, met de lichten nog aan, een zwaar beschadigde personenauto. De voorruit was gebarsten en compleet ingedeukt. De motorkap was opengesprongen en geheel verfrommeld. En voor de auto lag een kleine zeer ernstig verwonde shetlandpony hevig te slaan met zijn achterbenen. Ik was niet voor niets gekomen.

Gelukkig reageerde het arme dier snel op mijn injectie waardoor het geen pijn meer voelde en de trappende bewegingen stopten. Daardoor was ik in staat om het dier beter te onderzoeken. Al snel bleek dat het dier niet meer te redden viel. De grote open buikwond bood een onheilspellend goed zicht op de buikorganen. En de kant van het hoofd waarmee het dier op de straat lag, was afschuwelijk beschadigd. Doordat de aanwezige agenten mij niet konden vertellen wie de eigenaar van het dier was, moest ik zelf de beslissing nemen om het dier te euthanaseren. Er was geen twijfel mogelijk.

Nadat ik het euthanasiemiddel had toegediend, kon ik knielend bij het dier en wachtend tot de dood was ingetreden, een blik werpen op de plek des onheils. Daardoor kon ik constateren hoe goed de hulpdiensten in ons land zijn georganiseerd. Twee politieauto’s hadden de weg afgesloten voor al het verkeer. Twee ambulancemedewerkers hadden zich in hun helgele reflecterende pakken bekommerd om de jonge chauffeuse van de auto, die gelukkig niet gewond was maar wel hevig geschrokken moet zijn geweest doordat er plotseling een pony in het schijnsel van haar koplampen rende. Een glimmende brandweerauto en vier brandweermannen zorgden voor een goede verlichting van de onheilsplek zodat ook ik mijn werk goed kon doen.

Terwijl mijn ongelukkige patiënt zijn laatste adem uitblies zag ik in de schijnwerpers mijn vieze busje staan; ik besefte dat ik al een paar maanden lang niet de tijd had genomen om hem door de wasstraat te halen. Ik zag mezelf in mijn gewone werkkleren, waarbij ik in alle haast - en slaap - mijn trui achterstevoren had aangetrokken. Het is dat mijn haar daartoe geen mogelijkheid meer biedt, maar anders had mijn ongekamde kapsel mijn onverzorgde uiterlijk ook nog van een andere dimensie kunnen voorzien. Een groot contrast met de andere aanwezige hulpverleners. En dan zeggen sommige mensen nog dat je in nood beter een dierenarts kan bellen dan een arts…

Gerard van Eijden, dierenarts

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie